 Titels zijn het helemaal voor de schilders en beeldhouwers van de jaren tachtig, ze kunnen niet vreemd, mysterieus of lang genoeg. Al bladerend door Metropolis M jaargang 1984 kom ik langs namen die hele verhalen lijken te vertellen, zoals De derde persoon, hippelt luchtig onbelae, in terra nullius van Kars Persoon en Martin Kippenberger's Arafat hat das rasieren wieder aufgenommen. Maar schilder René Daniëls is de ongekroonde koning van de titel, zijn doeken hebben namen als Two I's fighting over 1 dot en zitten vol woordspelingen. Palais des Boos-aards klinkt fonetisch als Palais des Beaux-arts, een ander doek noemt hij Memoires van een vergeetal, de titel La muse amusee verdraait hij voor een volgend doek naar Alzumeazume en in 1987 begint hij de titels van zijn schilderijen zelfs te gebruiken als beeldelement. Kort nadat hij een doek maakt waarin de titels van zijn hele oeuvre verwerkt zijn krijgt hij, toeval of niet, een hersenbloeding en raakt buiten beeld:
"Hij tekent nog steeds, maar over de status van zijn huidige werk lopen de meningen nogal uiteen. Men vraagt zich af of kunst alleen kunst is als het bij ‘vol bewustzijn’ wordt gemaakt. Communicatie met de kunstenaar verloopt, net als zijn motoriek, zeer moeizaam. Maar allicht vermaakt hij zich stiekem prima met dit debat. Net als vroeger. Wie zal het zeggen?"
> Metropolis M revisited 1984-II: over het beeldend dichten van "een van de belangrijkste naoorlogse Nederlandse kunstenaars", René Daniëls.
|