Robbert Roos – hoofdredacteur van tijdschrift Kunstbeeld – doet op uitnodiging van het zeer vereerde notes on art in woord en beeld verslag van de Frieze Art Fair in Londen:
 De Frieze Art Fair beleefde dit weekend de derde editie en nu al lijkt het alsof de beurs al jaren bestaat. Het is knap om een evenement zo goed te hypen. Bijna niemand kan er omheen: verzamelaars niet, curatoren niet, critici, galeriehouders (zij die niet tot het heiligdom zijn toegelaten), kunstenaars, ze moeten er allemaal heen. Ook uit Nederland kwamen ze in grote getale. Londen is hot midden oktober. De grote vraag is alleen: hoe lang houdt dit stand. Wanneer barst de ballon van een opgefokte markt? De grote galeries speelden dit jaar behoorlijk op safe met veel internationaal gerenommeerde kunstenaars. Echt veel nieuws zag je daarom niet. De Frieze is een showcase, een poseurenbal. Zien, gezien worden, laten weten dat je er bent en dus meetelt. Wel met de fine fleur van de (internationale) galeriewereld en dus hét overzicht van wat er heden ten dage in de eigentijdse kunst te beleven is.
Nog steeds is er heel veel (figuratieve) schilderkunst te zien. En veel tekenkunst. Er waren ook veel 'winkeltjes': bijna alle galeries wedden op al hun kunstenaars. En zoals vroeger op de Art Cologne de Duitsers hun grote zware jongens (Baselitz cum suis) brachten, zijn het nu de grote Britse galeries die stevig inzetten op hun grote helden (The Brit Art Pack). Wel had Timothy Taylor een minisolo van de jonge Britse kunstenaar Tim Braden. Een verademing.
 Aardig voor een kunstbeurs zijn de speciale projecten die de Fair iedere keer initieert. Stedelijk Museum Bureau Amsterdam mocht dit jaar een project doen (Germaine Kruip bracht een lichtwerk aan in de lange entreegang, een 'wolk' die over het plafond trok), er werden speciaal gemaakte films getoond in een cinema, er is een sculptuurtentoonstelling in Regent's Park (Frieze bivakkeert in een enorme tent in dit park), er was een enorme installatie (een geabstraheerde 'stad') van Michael Beutler en zo er waren nog wat andere losse, conceptuele projecten.
De pure kunsthandel blijft op zo'n beurs echter nooit ver weg. Bij David Zwirner stond bijvoorbeeld een werk van Chris Ofili tegen de muur geleund, dat naar verluidt rond de miljoen dollar op moest gaan brengen. Gekkenwerk.
Voor een wat spannender project moest je bij The Wrong Gallery zijn. Die nodigde Paola Pivi uit voor een performancewerk, waardoor ruim vijftig Chinezen – gekleed in identitiek grijze sweaters – je dicht opeengepakt vanuit een klein hokje aanstaarden.
 Twee Nederlandse galeries mochten zich dit jaar tot de crème de la crème van Frieze rekenen: Fons Welters en Diana Stigter. Welters – voor het tweede jaar present – had weer zeer fraai werk van Berend Strik meegenomen, een aandoenlijk object van Tom Claassen (een tot 'geslepen kiezels'gefragmenteerde figuur), schilderijen van Claire Harvey en Yesim Akdeniz Graf en een grote lichtbox van Jan de Cock (die tegelijkertijd ook een presentatie heeft in Tate Modern). Diana Stigter toonde ongeveer haar hele stal. Daartussen nieuw werk van Amie Dicke, die haar versneden foto's heeft ingeruild voor intrigerende objecten-in-nylon. Losjes verspreid over de beurs kon je ook nog de Nederlanders Erik van Lieshout, Atelier van Lieshout, Jacco Olivier, Aernout Mik en Philip Akkerman tegenkomen. Op honderden kunstenaars uiteindelijk toch nog steeds een behoorlijk magere representatie.
 De Duitsers blijven vooralsnog dominant aanwezig met hun neo-romantische schilderwerk en natuurlijk is er het nodige aan Britse kunst. Maar zoals de British Art Show in The Baltic in Newcastle leert: de Londense kunstscene is vooral een internationale kunstscene met veel kunstenaars van buiten het Verenigd Koninkrijk. Zit je een paar jaar in die wereld, dat wordt je ook meteen ingelijfd bij 'the crowd'. Vandaar dat de British Art Show – die iedere vijf jaar een stand van zaken van de Britse kunst laat zien - voor het eerst veel buitenlandse inbreng kent.
Met de opkomst van de Brit Art is Londen in de jaren negentig een belangrijk centrum van de internationale kunstwereld geworden. Het galeriewezen floreert, de musea tonen belangrijke show na belangrijke show, de Tate Modern heeft een schier onaantastbare status en de Frieze Art Fair wordt als een van de belangrijkste kunstbeurzen ter wereld gezien. Ondertussen domineren de Engelse kunstenaars echter al lang niet meer het internationale artistieke klimaat. De rol van primus inter paris van Londen is puur een economisch verhaal. En de (recente) geschiedenis leert dat dit soort centra vrij nomadisch zijn. Pas als Frieze over vijf jaar nog steeds een plek is waar je niet omheen kunt, kun je gaan spreken van een solide positie.
|